liturgie zondag 2 van de advent 4 december 2005  te Zeist 


Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.


Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

De Introïtus-psalm is deze tweede zondag van de Advent: psalm 80:1
Als we zingen over Gods tegenwoordigheid in een vuurkolom, mogen we ons herinneren hoe God Zijn volk door de woestijn geleidde naar het Beloofde land, en dat Hij het overdag in een wolk, en in de duisternis van de nacht als een bestendig vuur voorging.

Psalm 80:1 O God van Jozef, leid ons verder...

 

Zondagsgebed
Wek, o Heer, onze harten op, om voor Uw eniggeboren Zoon de wegen te bereiden; dat wij Hem bij Zijn komst met vreugde ontvangen en U met een zuiver hart mogen dienen.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing OT Jesaja 64: 1 – 3  (NBV)
Op deze zondag lezen wij een oude profetie van Jesaja, een gebed dat de hemel open mag gaan en het wachtende Godsvolk zijn God mag ontmoeten. Bij de Evangelielezing horen we hoe de bede vervuld is.

0 Scheurde u maar de hemel open om af te dalen! De bergen zouden voor u beven.

1 Zoals vuur dorre twijgen in vlam zet,
zoals vuur water doet koken,
zo zou U Uw vijanden Uw naam laten kennen
en alle volken voor U laten beven,

2  omdat U de geduchte daden doet
waarop wij niet durven hopen.
Als u toch zou afdalen!
De bergen zouden voor U beven.

3  Nog nooit is zoiets gehoord,
niet eerder zoiets vernomen.
Geen oog zag ooit een god buiten U,
die opkomt voor wie op Hem wacht.


We zingen: gezang 35: 1 en 5 Scheur, Heer, de hemelen, scheur ze wijd en treed uit Uw verborgenheid...

  
Luister nu naar wat het wandelen op Gods wegen inhoudt:
Epistellezing: Romeinen 13: 8 - 10

8  Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld.
9  Want: ‘Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is’ –deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak:
‘Heb uw naaste lief als uzelf.’
10  De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde.

Op weg naar dat Rijk waar Liefde regel is, zingen wij: gezang 126: 1 - 3 Verwacht de komst des Heren, o mens, bereid u voor... = Lied 439


Het heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 1: 1 - 13
Marcus 1:1 Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, Zoon van God.
2  Het staat geschreven bij de profeet Jesaja: 'Let op, ik zend Mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.
3  Luid klinkt een stem in de woestijn:
Maak de weg van de Heer gereed, maak recht Zijn paden!'
4  Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, om vergeving van zonden te verkrijgen.
5  Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden.
6  Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing.
7  Hij verkondigde: 'Na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor Hem te bukken en de riem van Zijn sandalen los te maken.
8  Ik heb jullie gedoopt met water, maar Hij zal jullie dopen met de heilige Geest.'

9  In die tijd kwam Jezus vanuit Nazareth, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen.
10  Op het moment dat Hij uit het water omhoogkwam, zag Hij de hemel open-scheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen,
11  en er klonk een Stem uit de hemel:
'Jij bent Mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.'
12  Meteen daarna dreef de Geest Hem de woestijn in.

13 Veertig dagen bleef Hij in de woestijn, waar Hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor Hem.

Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!

Wij zingen over Johannes de Doper gezang 46: 1 – 5

Zo staat geschreven:    de heuvel moet geslecht,
geen kwaad mag zijn bedreven, maak alle paden recht.
Zo staat      geschreven:        maak alle paden recht.

Doper, wat liep je in kemelharen pij,
als een profeet, wat riep je     daar in de woestenij?
Doper, wat riep je         daar in de woestenij?

`Dat wij omkeren,        verlaten ons domein,
beleven 't woord des Heren    en niet weerbarstig zijn.
Dat wij omkeren           en niet weerbarstig zijn'.

Doper, wat moeten       wij doen totdat Hij komt?
`In hoop en vrees doet boete,         gelooft in zijn verbond'.
Doper wat moeten        wij doen totdat Hij komt?


Preek

GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.
Marcus 1: 1 – 13

Lieve vrienden,
Het begin van het Marcusevangelie is als de ouverture van een opera. Alle thema’s van het volledige werk, die later uitgebreid aan bod komen, worden even aangestipt. Eigenlijk moet u om de eerste 13 regels die vandaag voorgelezen zijn te kunnen begrijpen, grondig kennis genomen hebben van het hele boek.
Het spreekt dus wel vanzelf dat ik, ook al gezien de ons ter beschikking staande tijd, een keuze heb moeten maken.

Om op het spoor te komen waarover het in dit gedeelte van het Evangelie gaat, wijs ik u op een zin, die in de nieuwste vertaling, die hier op de kansel ligt, maar één keer voorkomt, hoewel Marcus er tweemaal gebruik van maakt in het Grieks. De vertalers hechten er blijkbaar niet dezelfde betekenis aan als ik doe.

Het gaat om de woorden: ‘En dat gebeurde’. Die hebben zo een terloopse klank.
De vorige bijbelvertaling sprak iets plechtiger van: ‘En het geschiedde’.
De hier aangehaalde woorden slaan op de profetie waarmee het Evangelie opent. In de woestijn zou te eniger tijd iemand verschijnen, die een stem van God zou zijn.
’En dat gebeurde’ toen Johannes de Doper met zijn boodschap voor het voetlicht trad. Zo gelezen klinkt de vertaling alsof de profetie uitkwam. Het was allang voorspeld, en nu gebeurde het.

Dat klopt wel, maar voor mijn gevoel spreekt Marcus veel bijbelser en met meer diepgang dan deze vertaling ons aanreikt. Het Grieks van Marcus, die een Jood is, gaat terug op het Hebreeuws dat zijn moedertaal was.
Wat hier op de achtergrond meeklinkt is het werkwoord zijn, en trouwe kerkgangers begrijpen nu onmiddellijk, dat er iets plaats vindt, dat met God verband houdt.
Die geeft immers, als Hem in de woestijn naar Zijn Naam gevraagd wordt, aan Mozes ten antwoord: “Ik ben die Ik ben.”
Daar wordt datzelfde werkwoord gebruikt.
Zodra U dus hoort voorlezen: En het gebeurde, moet u elke gedachte aan toeval van u afzetten.
De gebeurtenissen voltrekken zich langs lijnen, die van Hogerhand bepaald worden.
En reeds voordat God de dingen laat gebeuren, hebben de profeten ze al geopenbaard en aangekondigd. En als die dingen gebeuren, dan is het op de door God bepaalde tijd.
Dat ziet u hier ook.

Marcus begint zijn boek met drie gebeurtenissen, die in de woestijn plaats vinden.
In het eerste tafereel laat Marcus het doek opgaan en toont hij ons Johannes die bezig is in de woestijn. Daar gebeurt iets!
Johannes is aan het werk naar Gods opdracht.
Niets is hier toevallig: zo past de naam van Johannes bij de arbeid die hij verricht, want Johannes betekent: God is genadig.

Ook de woestijn is het Joodse volk uit zijn geschiedenis vertrouwd. Daar kun je God ontmoeten.

Daar maakt Hij Zijn wil kenbaar in de Tora. Daar hoort Zijn volk hoe het zich moet gedragen om een zegen voor de andere volken te zijn, want Tora betekent aanwijzing voor een Gode welgevallig gedrag.
Als voorbereiding op hun vestiging in het Beloofde Land van melk en honing hebben ze veertig jaar in de woestijn rondgetrokken onder leiding van Mozes, de profeet die er in de tabernakel, de tent der samenkomst, met God mocht spreken.

In het leven van die andere grote profeet, Elia, speelde de woestijn al evenzeer een rol. Hij reisde erdoorheen gedurende 40 dagen en 40 nachten totdat hij er zijn God ontmoette bij de berg Horeb, die volgens het Oude Testament  dezelfde berg is als de Sinaï waar Mozes de Tora ontving.
Het kan dan ook geen toeval zijn dat Johannes door zijn kleding laat uitkomen, dat hij de Elia is, die uit de hemel terugkeert als voorloper van de Messias.
Het ook nu nog in sommige Joodse kringen levende volksgeloof, dat juist de komst van Elia voorafgaat aan de komst van de Messias, bracht destijds elke Jood die Johannes de Doper aan het werk zag op de onontkoombare gedachte, dat God Zijn volk weer eens bevrijden zou, en nu eindelijk voorgoed!
Wanneer de teruggekeerde Elia dus het volk van zijn zondige afval van God reinigt door de doop, haast ieder zich naar de woestijn om bij zijn en haar God te zijn en Hem op gepaste wijze te ontmoeten.
Dáár gebeurt iets.  In heel Judea en Jeruzalem riepen de mensen: Zorg dat je erbij bent!
Óp naar de woestijn om Gods stem te horen, die ons spreekt van bevrijding.

Voelen wij ons ook gegrepen door het enthousiasme, dat de bewoners van Judea en van heel Jeruzalem bewoog om naar de woestijn te gaan en zich daar onder de hoede van God te stellen? Of zijn we daar te nuchter voor?
Toch geeft Hij bestendig tekenen van Zijn aanwezigheid ook in ons midden.
In doop en avondmaal, en in de verkondiging van Zijn Woord.
We horen Zijn stem en wij zien Zijn daden voor onze ogen uitgebeeld.
Het past ons daar blij om te zijn, want hier gebeurt iets, wat van Godswege ons woestijn-bestaan vernieuwt.

Het tweede tafereel, dat Marcus ons toont, is Jezus’ aanwezigheid in de enthousiaste menigte.
Tot mijn spijt heeft de nieuwe bijbelvertaling hier nu even niet op Marcus’ eigen woordkeuze gelet. Volgens de vertalers, u hebt het zelf gehoord, kwam Jezus in die tijd uit Nazareth, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen.

Zo vertaald verwordt Marcus’ zorgvuldig geformuleerde boodschap tot terloopse opmerking, tot een opsomming van toevallige feitjes. Als gesproken wordt van ‘in die tijd’ klinkt ons dat volstrekt neutraal in de oren, maar bij Israëls profeten en ook bij Marcus gaat het in die woorden om de eindtijd, de tijd van de Messias.
Bedoeld is een nieuwe aeon, een tijdperk dat een geheel nieuw karakter heeft, en dat zich wezenlijk onderscheidt van alle vooraf-gaande eeuwen.

Het gaat om de hernieuwde aanwezigheid van God bij Zijn volk, zoals Hij eens bij hen was in de woestijn na de bevrijding uit Egypte, maar dan toch anders.
Eerst was Hij er ín de wolk, die overdag zichtbaar was bij de Tabernakel, en ’s nachts als een vuurzuil.
Maar tijdens Johannes’ optreden in de woestijn, zag Jezus de hemel opengaan, ook zag Hij de Heilige Geest nederdalen als een duif, en hoorde Hij een Stem uit den Hoge, die volgens de nieuwe vertaling zei: “In jou vind Ik vreugde.”

Vroeger lazen we (in de NBG-vertaling): in u heb ik een welgevallen. Het is allebei goed, maar vreugde past het beste bij de stemming tijdens de oogst, die in de eindtijd plaats zal vinden. Het was niet zomaar een tijd, waarin Jezus zich liet dopen door Johannes, maar het dopen vond plaats in die zeer bijzondere tijd, waarin God aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde begon. Aan een nieuwe schepping dus. Dan gebeurt er wat en Marcus zegt dat ook met nadruk.

Gód is daar bezig. Dat valt in de nieuwe vertaling, die nu op onze kansel ligt, helaas weg.

De toegestroomde menigte ziet al dadelijk bij het begin Gods aanwezigheid in de activiteiten van Johannes de Doper.
Maar Marcus zegt in zijn evangelie juist bij de verschijning van Jezus, dat er toen ten tweede male iets gebeurde waaruit Gods aanwezigheid bleek.
Hij laat in het midden wat dat nu precies was.

Wij krijgen als lezers of toehoorders de keuze tussen aan de ene kant de drie spectaculaire tekenen van het opengaan van de hemel, het nederdalen van de Heilige Geest als een duif, en de Stem die de uit het doopwater verrijzende Jezus als koning bij de gratie Gods legitimeert, of, en dat is de andere kant, Marcus wijst ons op een andere mogelijkheid. Zonder dat met zoveel woorden te zeggen, nodigt hij veeleer uit in Jezus een verschijningsvorm van God de Vader te ontdekken? Ik kies voor dat laatste.
Ds. Nico ter Linden heeft het met een oud-nederlands gezegde treffend onder woorden gebracht: ‘Jezus is sprekend Zijn Vader’.
Dat zal duidelijk worden als Hijzelf Zijn Blijde Boodschap gaat verkondigen.

En hoe aandachtiger wij ons in het Marcus-evangelie verdiepen, des te duidelijker gaan we beseffen, dat Jezus met recht de Zoon van God genoemd wordt.
Hij is degene die in mensengedaante Gods tegenwoordigheid onder ons present stelt. Hij is één met Zijn Vader. En na Zijn afscheid van deze aarde heeft Hij ons als kerk door de Heilige Geest tot Zijn lichaam gemaakt.
Wij beelden die eenheid met onze God en met Jezus onze Heer af in onze Avondmaalsviering, bezield als wij daar worden door de Heilige Geest.

Hoewel het opschrift van het Evangelie al duidelijk spreekt van Jezus als Zoon van God, dringt die gedachte bij Zijn doop nog lang niet door tot het besef van de menigte, die zich rondom Johannes de Doper verzameld heeft. Johannes wijst wel van zichzelf af naar degene die na hem komt en sterker is dan hij, maar de lichamelijk aanwezige Jezus schijnt in zijn verhaal niet als een bijzondere persoon op te vallen. Maar die wonderlijke verschijnselen dan: het opengaan van de hemel, de nederdaling van de duif en de stem van God? Nauwkeurige lezing leert dat alles alléén door Jezuszelf wordt waargenomen, maar niet door de anderen. Jezus hoort daar dat Hij Gods Zoon is, maar voor anderen lijkt Jezus’ aanwezigheid eigenlijk een heel toevallige. Alsof Hij uit Nazareth gekomen was als een nieuwsgierige, die net als al Zijn volksgenoten wel eens wilde weten, wat God door Johannes aan Zijn volk te zeggen had. 

Bij Marcus lezen we ook niet dat Johannes bezwaar maakte, toen Jezus zich voor de doop aanmeldde. Hoe zou Johannes, die zelf zegt de mindere te zijn van Wie na hem komt, Jezus de Messias kunnen dopen?
Mattheüs legt daar juist sterk de nadruk op, maar Marcus zegt daar niets van. Bovendien vertelt hij dat Nazareth in Galilea ligt, alsof hij zich aansluit bij de aanvankelijke opinie van het Joodse volk, dat je op Jezus niet moet letten; want uit Nazareth kan niets goeds komen, en Galilea is zoals iedereen weet een streek waar zoveel heidenen wonen, dat het daar met de naleving van de Tora maar droevig gesteld is.
Helaas valt in de nieuwe vertaling Marcus’ nadrukkelijke vermelding weg dat juist hier iets ‘gebeurde’. Maar uit dat taalgebruik volgt direct dat Marcus ons als toehoorders en lezers wil leiden naar de ontdekking, dat in Jezus God Zelf tot ons spreekt; dat Hij in Zijn boodschap sprekend de Vader is; dat wij in Hem Gód ontmoeten; dat wij pas wezenlijk inzien wat daar in de woestijn gebeurde, als we gaandeweg de ervaring die Jezus na Zijn doop ten deel viel, de onze mogen maken door studie en toewijding.
Gods werk aan ons en aan de mensheid is nog lang niet voltooid.

Marcus sluit het begin van zijn evangelie af met een zeer korte vermelding van een derde tafereel, dat zich evenals de twee vorige in de woestijn afspeelde.
Tot onze verbazing lezen we, dat de Geest Jezus dadelijk na Zijn doop de woestijn in voerde. Daar wàs Hij toch al?
Bedoeld is hier echter, dat Hij daar in alle eenzaamheid vertoefde, 40 dagen en 40 nachten, net als eertijds Elia, en bovendien op de proef gesteld door satan.
Hij weerstaat die verzoekingen blijkbaar, want de wilde dieren doen Hem geen kwaad en de engelen, de boden van God, zorgen dat het Hem aan niets ontbreekt. De woestijn verandert in een paradijs.

Hierover zou nog veel te zeggen zijn, maar waar het op aankomt, is dat Jezus, die tegen verzoeking bestand is, óns van de boze verlost en voor Zijn volk garant staat voor een paradijselijke wereld.
Als de hemel opengaat, is er toekomst voor het volk van God. Niet voor niets is het Heilig Avondmaal een teken van vrede en vrijheid, een feestmaal, waarin God voorziet in onze basisbehoefte aan brood, en daarbij schenkt Hij nog de wijn die vreugde aanbrengt.
Wat hier gebeurt is dat uit Nazareth wel degelijk iets goeds komt, en dat het volk, dat het zo nauw niet neemt met de wet, bekleed wordt met de gerechtigheid van Zijn Heer.

Voorlopig leven wij nog in de woestijn, maar onder ons is verschenen Hij die eerst niet opviel, maar later des te meer.
Gods werk is nog niet klaar.
Er moeten nog mensen toegevoegd worden aan Zijn volk. En onder hen die reeds toegevoegd zijn, bevinden er zich velen, die nog moeten toe groeien naar de ontdekking, dat in ieders leven aan Jezus, de Zoon van God, de allesbeheersende plaats toekomt.
Moge dat aan ons gebeuren. Amen.

Muziek

Gezang 46: 6 en 7 Deel met elkander het brood van alle dag = Lied 456 
 


ALLES WAT WIJ HEBBEN , HEBBEN WIJ VAN GOD GEKREGEN,
OM  DOOR  TE GEVEN, OM MET VELEN TE DELEN
     EN ER ZO VAN TE GENIETEN.

OOK NU EN HIER KUNNEN WE GESTALTE GEVEN AAN DAT DELEN:   IN DE COLLECTE

collecte onder orgelspel

Gebed over de gaven

Lieve God, U geeft U zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de Geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Voorbeden



Heer, maak ons een bode van Uw vrede:
waar haat heerst:      laat ons liefde brengen,
waar krenking is:       vergeving,
waar tweedracht is: verzoeking,

Waar twijfel is: geloof,
waar wanhoop is:      hoop,
waar droefheid is:     vreugde,
waar duisternis is:     Uw licht.

Want als wij geven worden wij rijk,
als wij onszelf  vergeten vinden wij de vrede.
Als wij vergeven verkrijgen wij de vergiffenis,
als wij sterven verwerven wij de eeuwige opstanding.
                  Geef vrede, Heer!

Wij willen zingen: gezang 162: 1 – 5  Omdat Hij niet ver wou zijn is de Heer gekomen... = Lied 528
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.

Viering van het Heilig Avondmaal:


Geloofd zijt Gij, Heer van hemel en aarde, dat Gij U over Uw schepselen ontfermd hebt en Uw eengeboren Zoon als mens ter wereld hebt doen komen.
Wij danken U voor de verlossing, die Gij ons bereid hebt door het heilig offer van het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus, aan het kruishout gebracht.
Wij loven U om Zijn heerlijke opstanding uit de doden, en om Zijn Hemelvaart tot Uw eeuwig heiligdom, waar wij in Hem onze hogepriester, altijd tegenwoordig zijn voor U.
In Zijn naam bidden wij U, Heer, zend ons Uw Heilige Geest en geef, dat wij onder brood en wijn het waarachtig lichaam en bloed van Uw Zoon met waar geloof en dankzegging ontvangen mogen.
Breng Uw uitverkorenen van de einden der aarde samen in Uw rijk en doe ons de wederkomst van Uw Zoon in gelovig vertrouwen verwachten.
U zij eer in eeuwigheid. Amen.

ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME
UW WIL GESCHIEDE,
ZOALS IN DE HEMEL ZO OOK OP AARDE.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS WIJ VERGEVEN ONZE SCHULDENAREN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE

In de nacht, toen onze Heer Jezus Christus verraden werd, nam Hij het brood, dankte,
brak het en gaf het aan Zijn discipelen en zeide:
Neemt en eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot Mijn gedachtenis.

Evenzo nam Hij de beker na de maaltijd, dankte, gaf hun die en zeide:
Neemt en drinkt allen daaruit, want deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt tot vergeving van zonden; doet dit, zo dikwijls ge die drinkt, tot Mijn gedachtenis.

Vredegroet

Agnus Dei

Uitdeling

De vrede van God, die alle verstand te boven gaat, wil Uw harten en gedachten bewaren in Christus Jezus onze Heer.





Laten wij God danken met het zingen van lied 358:6 U wil ik danken, grote Levensvorst... = Lied 381

Zegen
De heilige God van Israël,
de Vader van alle mensen,
wil ons behoeden met Zijn liefde,
wil ons dragen met Zijn Geest,
wil ons voorgaan in Zijn Zoon.
Alle dagen van ons leven.
Zo zegene en behoede U
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.